Vanuit de diepte
roep ik tot U, o Heer.
U immers, hoort mijn stem,
mijn smekingen,
mijn klagen.
Een vijand heeft mij
zielsdiep geslagen,
mijn zwakke lichaam
bruut verwond -
als onverwacht vanuit
het duister aangerand.
Afbraak is er
in en om mij heen,
onrust die geen stilte laat.
Zij drukken zwaar teneer.
Maar in de nacht
als alles zwijgt
en het donker veilig
het te veel bedekt,
roep ik tot U, mijn God:
Bevrijd van wat
mij steeds weer achtervolgt,
pijn die ruw
uit het vertrouwde wekt.
Maar voor U, Heer,
is geen berg te hoog,
geen afgrond ooit te diep.
Verstild,
groeit uit de donkere aarde
hoop.
De hemel - trouw aan zijn aard -
vertroost
en strooit van zijn zegenend,
helend licht.
Ella Prinsen - van der Most
© Juni 2011