Zij predikten de hel
in plaats van de hemel;
brachten onheil
in plaats van reddend Licht.
Diepe duisternis
en een verstikkende angst
roofden het leven
van haar vertrouwde glans.
Liefde - zelfs tot Jezus -
werd uitgewist.
Waar was nu de sprankeling,
de creativiteit, de warmte
en liefde van het leven gebleven?
Gods liefdevolle scheppende kracht?!
Zij waren door duistere machten
- die onder een valse naam
Jezus predikten- verdwenen.
Ze keek om zich heen,
maar niets was meer hetzelfde
gebleven.
De vogels zongen vergeefs.
En de taal van de bloemen,
de bomen; de taal
van de blauwe luchten
en het groene gras, hadden
- het leek wel voorgoed -
gezwegen.
Het leek of zij allen rouwden
gehuld in het zwart.-
En het ergst van alles was:
zij verloor zichzelf
én al die anderen, ook diegenen,
haar zo na aan het hart,
zó in liefde met het leven
verweven, alsof er geen
enkele genade was;
alsof de Heiland vergeefs
had geleden,
Zijn kruisdood ten spijt.
Zij predikten de hel,
maar Jezus zegt:
Ik geef jou de hemel;
volg Mij,
en nooit zal jij in duisternis
behoeven te leven.
Ik geef jou Mijn heil,
Mijn vrede.
Werp uit,
zij die jou de duisternis
hebben gebracht.
Dans en zing weer van vreugde.
Proef het ware stralende leven;
het licht;
kleuren die jou al spelend
het leven terug willen geven –