Verwarring maakte zich
van haar meester;
een gevoel van verlatenheid.
Door een oude
diepe innerlijke pijn
raakte zij even
geheel de weg kwijt.
In hart en hoofd
klonk het kille zelfverwijt:
álles had zó veel
beter moeten zijn;
ze had de ander nu
niet kunnen bereiken
en deze zou haar zo
niet begrijpen.
Moe van het steeds weer
terugkerend conflict,
sloeg ze dicht.
Een muur van onzekerheden
was gerezen,
een kloof geslagen
in de verwonde ziel;
één, die niet meer
leek te genezen. –
Tot in de donkere stilte
van de zeer vroege morgen
- de vogels zwegen nog -
de verwijten
bij moedige beetjes
het zwijgen werden opgelegd
door een veelkleurige
zacht warme deken
van aarzelend
nieuwgeboren licht.
Ella Prinsen – van der Most
© 9 maart 2010